Eigen raadpleging
Prof. dr. Anja Van Campenhout: “Vóór 1971 zijn er in UZ Leuven zeker al kinderen behandeld door orthopedische artsen en hirurgen, maar het was professor Guy Fabry die voor het eerst een specifieke raadpleging kinderorthopedie organiseerde. Later volgden een eigen OKA-programma en afdeling. Professor Fabry plantte ook het zaadje bij zijn collega’s om een ganglabo op te starten, wat leidde tot de oprichting van het laboratorium voor klinische bewegingsanalyse in 1996.”
Pas met de verhuis van campus Pellenberg naar het nieuwe kinderziekenhuis op campus Gasthuisberg in 2018, kreeg kinderorthopedie een plek op kindergeneeskunde. Dat bevorderde de samenwerking met de kinderartsen en ingrepen konden voortaan ook in Gasthuisberg gebeuren.
Het zou heel mooi zijn als we ook de volgende 50 jaar op dit elan kunnen verdergaan.
Prof. dr. Anja Van Campenhout, kinderorthopedie
Vooruitstrevend onderzoek
Sinds de eerste raadpleging groeide UZ Leuven uit tot wat wel eens het ‘mekka van de kinderorthopedie’ wordt genoemd, dankzij vooruitstrevend onderzoek en de toepassing ervan in de praktijk. “De introductie van ganganalyse en de research errond is erg belangrijk geweest voor de evolutie van de manier waarop we het gangpatroon van kinderen verbeteren. Zo heeft ons onderzoek naar het effect van botulinetoxine op het gangpatroon veel internationale weerklank gekregen.” Hetzelfde succesverhaal bij de behandeling van scoliose, een verdraaiing van de wervelkolom. “Door de grote researchoutput en expertise komen heel veel complexe scoliosecases in Leuven terecht, zoals kinderen met uitgesproken krommingen of belangrijke neuromusculaire aandoeningen.”
Binnen die twee domeinen wordt er steeds meer ingezet op conservatieve behandelingen en minder invasieve chirurgie. Dat is ook het geval voor klompvoetjes, een aangeboren afwijking waar nog amper chirurgie aan te pas komt. “We zijn specialisten in een chirurgische discipline, maar een belangrijk luik van wat we doen is niet-operatief. Denk maar aan het gebruik van gipstechnieken, orthesen en de nauwe samenwerking met de kinesitherapeuten.”
Al gaat er ook een trend in de andere richting. “Op vlak van uitgesproken aangeboren misvormingen onderzoeken we of we net met meer ingrijpende chirurgie lidmaten kunnen behouden die we vroeger sneller zouden amputeren. Daar verwachten we nog veel resultaat.”
CP-referentiecentrum
Geen expertise en innovatie zonder een intense multidisciplinaire samenwerking. Binnenshuis werken de kinderorthopedisten samen met kinderartsen, klinische genetici en neurochirurgen, maar ook met alle paramedici, zoals ergo- en kinesitherapeuten. Bijvoorbeeld binnen het referentiecentrum voor kinderen met cerebrale parese, een vorm van hersenverlamming. “Wij kunnen behandelingen aanbieden die uniek zijn in ons land, zelfs in Europa, zoals de combinatie van een orthopedische en neurochirurgische ingreep op één dag tijdens dezelfde narcose. Zo moet de patiënt maar één revalidatieperiode doorlopen.”
Verder is er een link met gynaecologie, materniteit en neonatologie. Daar zien de kinderorthopedisten kindjes met aangeboren afwijkingen. Bij een prenatale diagnose komen de toekomstige ouders zelfs al voor de geboorte op raadpleging.
Dan is er nog overleg buiten de ziekenhuismuren, onder meer met bijzondere onderwijsscholen en zorginstellingen voor kinderen met een motorische beperking. Daar kunnen bijvoorbeeld de CP-patiënten ter plaatse opgevolgd worden samen met hun kinesitherapeuten. Belangrijk is ook de dialoog met thuiskinesitherapeuten en andere kinderorthopedische centra in België en
Nederland. Dat laatste gebeurt tijdens de maandelijkse ‘kinderorthokrans’.
Complexe subdiscipline
“We hopen op dit niveau te kunnen blijven onderzoeken en samenwerken in de toekomst, want ons team slinkt. Enerzijds is het moeilijk om nieuwe mensen te vinden binnen de complexe subdiscipline die kinderorthopedie is, anderzijds worden er omwille van de nomenclatuur maar beperkt mandaten voor bijvoorbeeld artsen in deze zorg aangesteld. Natuurlijk zou het heel mooi zijn als we ook de volgende 50 jaar op dit elan kunnen verdergaan.”